MEDEGEFINANCIERD DOOR DE EUROPESE UNIE

DE EUROPESE UNIE STEUNT CAMPAGNES VOOR DE PROMOTIE VAN HOOGWAARDIGE LANDBOUWPRODUCTEN

Coeliakie

Coeliakie

Coeliakie is een auto-immuunziekte. Deze ontstaat door een combinatie van genetische aanleg en omgevingsfactoren, waarvan de consumptie van (tarwe)gluten de belangrijkste is. Zowel het aangeboren- als het aangeleerde immuunsysteem zijn betrokken bij deze ziekte. De meeste mensen met coeliakie hebben HLA-DQ2 of HLA-DQ8 receptorgenen. Ongeveer 25-30% van de bevolking heeft deze genen. Maar naar schatting slechts 4% van deze DQ2/8 positieve mensen ontwikkelt ook echt coeliakie (Stein & Schuppan, 2014). Ook andere genen en factoren spelen hierbij kennelijk een rol. Daarnaast zijn omgevingsfactoren van groot belang. Allereerst is dat dus de blootstelling aan gluten. Daarnaast is, of daardoor kan er een verhoogde doorlaatbaarheid van de darmwand ontstaan die ook veroorzaakt kan zijn door invloeden van buitenaf (bijvoorbeeld een darminfectie). Alles bij elkaar zorgt dit er bij mensen met coeliakie voor dat de dunne darmwand beschadigt. Als gevolg hiervan ontstaan er problemen met de vertering en opname van voedingsstoffen.

Het klassieke beeld van coeliakie is dan ook primair te herkennen aan de gevolgen van de slechte opname van voedingsstoffen door schade aan de darmwand: (vet)diarree, gewichtsverlies en/of bloedarmoede. Bij kinderen ziet men een groeiachterstand, spierslapte, diarree, slechte eetlust en een gespannen buik. Ook vertonen kinderen met onbehandelde coeliakie vaak stemmingswisselingen en sufheid.
Dit is echter niet de enige verschijningsvorm van coeliakie. Er zijn ook mensen met coeliakie die deze klachten niet vertonen, maar wel een of meerdere andere, algemenere klachten hebben zoals vermoeidheid of hoofdpijn. Vaak worden de klachten van deze mensen niet (h)erkend als mogelijke coeliakie en worden zij hierop ook niet getest. Dit noemt men subklinische coeliakie.

Tot slot wordt er in de literatuur ook nog gesproken over potentiële coeliakie. Hieronder vallen mensen die wel de HLA-DQ2 of -8 genen hebben en waarbij ook alle antilichamen in het bloed aanwezig zijn die specifiek zijn voor coeliakie. Zij hebben echter (nog) geen (aantoonbare) beschadiging van de dunne darm.

Prevalentie

Naar schatting heeft ca. 1% van de Westerse bevolking coeliakie. De ziekte komt frequenter voor bij vrouwen dan bij mannen, met een relatie van 2-3:1. Coeliakie hoort tot de meest ondergediagnosticeerde ziekten. Vooralsnog is een volledig glutenvrij dieet de enige oplossing voor mensen met coeliakie. Ook sporen van tarwe of andere gluten bevattende granen (gerst, rogge) aanwezig in glutenvrij voedsel via kruisbesmetting (bij teelt, productie of vervoer) moeten worden vermeden.

Dieetbehandelingsrichtlijn 

De dieetbehandelingsrichtlijn coeliakie richt zich op volwassenen en kinderen met coeliakie en andere glutengerelateerde aandoeningen. De richtlijn beschrijft de diagnostiek en behandeling en bevat adviezen en praktische hulpmiddelen ten aanzien van monitoring en organisatie van zorg voor kinderen en volwassenen met coeliakie. 

Werkingsmechanisme coeliakie in het kort:
1. Door het hoge gehalte aan proline en glutamine is gluten bestand tegen volledige afbraak door de enzymen in de dunne darm van het menselijk lichaam.
2. De glutenfragmenten kunnen bij mensen met coeliakie de darmwand passeren, waarschijnlijk ten gevolge van een doorlaatbare darm.
3. Bij beschadiging aan de darmwand komt er een enzym vrij (weefseltransglutaminase, tTg of TG2) dat het glutamine in de glutenfragmenten omzet in glutaminezuur dat sterker kan binden met de HLA-DQ2/8-receptor en vervolgens met de T-cel.
4. Die binding aan de T-cellen activeert een interne ontstekingsreactie die zorgt voor schade aan de darmvlokken.
5. Doordat de dunnedarmvlokken zijn beschadigd (in ernstige gevallen zelfs geheel verdwenen, zie fig.1 e-f), wordt het moeilijk om voedsel te verteren en voedingsstoffen op te nemen, met alle gevolgen van dien.
6. Interne ontstekingsreacties kunnen ook elders in het lichaam problemen veroorzaken, bijvoorbeeld huidaandoeningen (dermatitis herpetiformis) en neurologische problemen (ataxie).

Speltbrood niet glutenvrij

Spelt wordt ook wel oerspelt genoemd (Triticum spelta). Het is familie van, de huidige broodtarwe (Triticum aestivum). De meeste speltrassen die tegenwoordig gebruikt worden voor speltbrood zijn een kruising tussen deze Triticum spelta en Triticum aestivum. Er wordt wel beweerd dat spelt geschikt is voor mensen met coeliakie. Dit is onjuist want spelt bevat evenals tarwe gluten. Omdat spelt familie is van de tarwe verdragen mensen met een tarwe-allergie ook geen spelt.

Alternatieven 

Er zijn (pseudo)granen die geen gluten bevatten: amarant, boekweit, gierst, mais, quinoa, sorghum, teff en haver. Het kan zijn dat deze granen bij verwerking tot meel of brood in aanraking komen met gluten. Let goed op het Crossed Grain Keurmerk, glutenvrij logo of claim om zeker te weten dat de producten veilig glutenvrij zijn.

Delen via